Vertrag zwischen dem Deutschen Reiche und dem Königreiche der Niederlande über die Unterhaltung des Leuchtfeuers auf Borkum sowie über die Betonnung, Bebakung und Beleuchtung der Fahrstraßen der Unterems und ihrer Mündungen

(Nr. 2406.) Vertrag zwischen dem Deutschen Reiche und dem Königreiche der Niederlande über die Unterhaltung des Leuchtfeuers auf Borkum sowie über die Betonnung, Bebakung und Beleuchtung der Fahrstraßen der Unterems und ihrer Mündungen. Vom 16. Oktober 1896.
Seine Majestät der Deutsche Kaiser, König von Preußen, im Namen des Deutschen Reichs,	Zijne Majesteit de Duitsche Keizer, Koning van Pruisen, in naam van het Duitsche Rijk,
und	en
Ihre Majestät die Königin der Niederlande, und in Allerhöchst Ihrem Namen Ihre Majestät die Königin-Regentin des Königreichs der Niederlande,	Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden, en in Hoogstderzelver naam Hare Majesteit de Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk der Nederlanden,
in Erwägung, daß die am 28. Dezember 1884/2. Januar 1885 zwischen der Königlich Preußischen und der Königlich Niederländischen Regierung geschlossene Uebereinkunft, betreffend die Unterhaltung des Seefeuers auf Borkum und der Betonnung und Bebakung des Fahrwassers und der Watten der Emsmündungen, mit Ende Dezember 1894 abgelaufen ist,	Overwegende, dat de op den 28. December 1884/2. Januari 1885 tusschen de Koninklijke Pruisische en de Koninklijke Nederlandsche Regeering gesloten overeenkomst, betreffende het onderhoud van het kustlicht op Borkum en de betonning en bebakening van het vaarwater en van de wadden der Eemsmonden einde December 1894 afgeloopen is,
in Erwägung ferner, daß auch das Abkommen vom 10./16. April 1887, betreffend die Beleuchtung der Unterems, mit dem 1. Januar 1895 weiterer Ergänzung bedarf,	Overwegende verder, dat ook de regeling van 10./16. April 1887 betreffende de verlichting van de beneden Eems met 1. Januari 1895 nadere aanvulling behoeft,
sind übereingekommen, vorbehaltlich der im nachstehenden Artikel 14 getroffenen Bestimmung, an Stelle der seit dem letzten Dezember 1894 abgelaufenen Uebereinkunft vom 28. Dezember 1884/2. Januar 1885 sowohl, wie auch des Abkommens vom 10./16. April 1887, einen neuen Vertrag zur Regelung der gegenseitigen Verpflichtungen Preußens und der Niederlande, betreffend die Unterhaltung des Seefeuers auf Borkum sowie der Betonnung, der Bebakung und der Beleuchtung der Fahrstraßen der Unterems und ihrer Mündungen, abzuschließen und haben zu diesem Zwecke zu Allerhöchst Ihren Bevollmächtigten ernannt:	zijn overeengekomen, met inachtneming van hetgeen is bepaald in het na te noemen artikel 14, in de plaats der sedert ultimo December 1894 afgeloopen overeenkomst van 28. December 1884/2. Januari 1885 alsook van de regeling van 10./16. April 1887 een nieuw verdrag te sluiten ter regeling der wederzijdsche verplichtingen van Pruisen en Nederland ter zake van. het onderhoud van het kustlicht op Borkum, alsmede van de betonning, bebakening en verlichting der vaarwegen van de beneden Eems en van hare monden, en hebben te dien einde tot Hoogstderzelver gevolmachtigden benoemd, te weten:
Seine Majestät der Deutsche Kaiser, König von Preußen:	Zijne Majesteit de Duitsche Keizer, Koning van Pruisen:
Allerhöchst Ihren Staatsminister, Staatssekretär des Auswärtigen Amtes Herrn Adolf Freiherrn Marschall von Bieberstein,	den Heer Adolf Baron Marschall von Bieberstein, Hoogst Deszelfs Staatsminister, Staatssecretaris van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken,
und Ihre Majestät die Königin-Regentin der Niederlande:	en Hare Majesteit de Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk der Nederlanden:
den außerordentlichen Gesandten und bevollmächtigten Minister Ihrer Majestät der Königin der Niederlande bei Seiner Majestät dem Deutschen Kaiser, König von Preußen, Herrn Dr. jur. D. A. W. van Tets van Goudriaan,	den Heer Mr. D. A. W. van Tets van Goudriaan, Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden bij Zijne Majesteit den Duitschen Keizer, Koning van Pruisen,
die, nach gegenseitiger Mittheilung ihrer in guter und gehöriger Form befundenen Vollmachten, über folgende Bestimmungen übereingekommen sind:	die, na elkander hunne volmachten, welke iti goeden en behoorlijken vorm zijn bevonden, te hebben medegedeeld, zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1. Die Königlich Preußische Regierung und die Königlich Niederländische Regierung verpflichten sich, und zwar:	Artikel 1. De Koninklijke Pruisische Regeering en de Koninklijke Nederlandsche Regeering verbinden zich, en wel:
die Erstgenannte: die Betonnung und Bebakung der Mündungen der Unterems sowie die Leuchtthürme auf Borkum, die Leuchtbaken auf dem Randsel und die Leuchtthürme bei Pilsum und bei Campen in gutem Zustande beziehungsweise in ordnungsmäßigem Betriebe zu erhalten,	eerstgenoemde: om de betonning en de bebakening der monden van de beneden Eems en de lichttorens op Borkum, de bakenlichten op den Randsel en de lichttorens bij Pilsum en bij Campen respectievelijk in goeden toestand te houden en behoorlijk te doen branden,
die Letztgenannte: die Küstenlichter in Delfzyl und in Watum in ordnungsmäßigem Betriebe zu erhalten.	laatstgenoemde: om de kustlichten te Delfzijl en te Watum behoorlijk te doen branden.
Artikel 2. Die Kosten der Unterhaltung und Verwaltung der im Artikel 1 aufgeführten Einrichtungen werden vom 1. Januar 1895 (Eintausend achthundertfünfundneunzig) an von beiden Staaten je zur Hälfte getragen, und zwar nach Maßgabe der in den folgenden Artikeln enthaltenen Festsetzungen und vorbehaltlich der Bestimmungen in den Artikeln 8 und 14.	Artikel 2. De kosten van onderhoud en beheer van de in artikel 1 genoemde inrichtingen worden van af den 1. Januari 1895 (achttien honderd vijf en negentig) door beide Staten, ieder voor de helft, gedragen, en wel overeenkomstig de in de volgende artikelen vervatte regelen en behoudens het bepaalde in de artikelen 8 en 14.
Artikel 3. Die Königlich Niederländische Regierung und die Königlich Preußische Regierung ernennen jede zwei Bevollmächtigte, die den Titel „Ständige Kommissare zur Beaufsichtigung der Betonnung und Beleuchtung der Emsmündungen“ führen.	Artikel 3. De Koninklijke Nederlandsche Regeering en de Koninklijke Pruisische Regeering benoemen ieder twee gevolmachtigden, die den titel voeren van „Permanente Commissarissen van toezicht op de betonning en verlichting der Eemsmonden“.
Artikel 4. Die im Artikel 3 genannten ständigen Kommissare sollen wenigstens einmal jährlich, und zwar im Monat Mai, zusammenkommen:	Artikel 4. De in artikel 3 genoemde permanente Commissarissen moeten ten minste eenmaal ’s jaars, en wel in de maand Mei samenkomen:
1. zur Abhaltung einer Besichtigung der in dieser Uebereinkunft behandelten Betonnung, Bebakung und Beleuchtung;	1° tot het houden eener inspectie over de in deze overeenkomst vermelde betonning, bebakening en verlichting;
2. zur Besprechung der im Interesse einer sicheren Schiffahrt für wünschenswerth zu erachtenden Aenderungen oder Erweiterungen genannter Betonnung, Bebakung und Beleuchtung;	2° ter bespreking der in het belang eener veilige scheepvaart als wenschelijk te achten veranderingen of uitbreidingen van genoemde betonning, bebakening en verlichting;
3. zur Aufnahme eines Protokolls über die thatsächlichen Ausgaben sowohl Preußens als der Niederlande für die Unterhaltung und Verwaltung mehrgenannter Betonnung, Bebakung und Beleuchtung im abgelaufenen Rechnungsjahr (1. April/31. März)	3° tot het opmaken van een protokol betreffende de werkelijke uitgaven, zoowel van Pruisen als van Nederland voor het onderhoud en beheer van meergenoemde betonning, bebakening en verlichting in het afgeloopen rekeningsjaar (1. April/31. Maart),
und	en
4. zur Aufstellung eines Voranschlags der unter 3 bezeichneten Kosten für das Rechnungsjahr (1. April/31. März), welches auf dasjenige folgt, in dem die Zusammenkunft stattfindet.	4° tot het opmaken van eene begrooting van kosten, als sub 3 bedoeld, voor het rekeningsjaar (1. April/31. März) volgende op dat, waarin de samenkomst plaats heeft.
Die Bestimmungen unter 3 und 4 dieses Artikels treten mit Rücksicht auf das im Artikel 14 Bestimmte am 1. Januar 1897 in Kraft.	De bepalingen sub 3 en 4 van dit artikel gaan in met den eersten Januari 1897, zulks in verband met het bepaalde bij artikel 14.
Artikel 5. Die unter 2 des Artikels 4 gedachten Aenderungen oder Erweiterungen bedürfen der Genehmigung durch beide Regierungen.	Artikel 5. De sub 2 van artikel 4 bedoelde veranderingen en uitbreidingen vereischen de goedkeuring van beide Regeeringen.
Sind sie aber derart, daß die Ausgaben dafür die für die Unterhaltung und Verwaltung im laufenden Jahre ausgeworfenen Beträge nicht überschreiten, und sind die ständigen Kommissare darüber völlig gleicher Ansicht, so kann zu der Aenderung oder Erweiterung ohne weiteres Benehmen zwischen den Regierungen geschritten werden.	Zijn zij echter van dien aard, dat de uitgaven daarvoor de voor het onderhoud en beheer in liet loopende jaar uitgetrokken bedragen niet overschrijden en zijn de permanente Commissarissen daaromtrent geheel van hetzelfde gevoelen, zoo kan tot de verandering of uitbreiding zonder verder overleg tusschen de Regeeringen worden overgegaan.
Artikel 6. Der unter 4 des Artikels 4 bezeichnete Voranschlag unterliegt der Genehmigung beider Regierungen, die sich ihre Entschließung gegenseitig mittheilen.	Artikel 6. De sub 4 van artikel 4 bedoelde begrooting wordt onderworpen aan de goedkeuring van beide Regeeringen, die elkander hare beslissing mededeelen.
Stellt sich die Nothwendigkeit einer Ueberschreitung in Folge von Naturereignissen etc. im Laufe eines Etatsjahrs heraus, so soll ein vorheriges Benehmen mit dem anderen Theile und die Einholung seiner Zustimmung stattfinden. Mehrausgaben, über welche nicht vorher ein Einverständniß mit dem anderen Theile erzielt worden ist, fallen allein dem Staate zur Last, der sie gemacht hat.	Blijkt de noodzakelijkheid eener overschrijding ten gevolge van weersomstandigheden, enz. in den loop van een begrootingsjaar, zoo moet voorafgaand overleg met de andere partij en aanvraag om hare toestemming plaats hebben. Meerdere uitgaven, waarover niet vooraf overeenstemming met de andere partij verkregen is, komen alleen ten laste van den Staat, welke deze gemaakt heeft.
Artikel 7. Geht aus dem unter 3 des Artikels 4 gedachten Protokolle hervor, daß weniger ausgegeben ist, als veranschlagt war, so kommt der Rest beiden Regierungen, und zwar jeder zur Hälfte, zu gute.	Artikel 7. Blijkt uit het sub 3 van artikel 4 bedoelde protokol, dat minder uitgegeven is dan begroot was, zoo komt het overblijvende beiden Regeeringen ten goede en wel ieder voor de helft.
Artikel 8. Als Kosten, welche auf Grund dieses Vertrags von beiden Staaten gemeinsam zu tragen sind, werden nicht betrachtet die Ausgaben für neue Anlagen, sowie die Kosten, welche etwa in Folge einer einseitigen Aenderung einer vereinbarten neuen Anlage entstehen. Neue Anlagen, welche auf gemeinsame Kosten ausgeführt werden sollen, sind vielmehr besonders zu vereinbaren und deren Projekte und Kostenanschläge gemeinsam festzustellen. Eine Abweichung von den selben ist ohne Zustimmung des anderen Theiles unzulässig.	Artikel 8. Als kosten, welke op grond van dit verdrag door beide Staten gemeenschappelijk te dragen zijn, worden niet beschouwd de uitgaven voor nieuwe werken, zoomede de kosten, die eventueel ten gevolge eener verandering door ééne der partijen alleen in een gemeenschappelijk overeengekomen werk ontstaan. Omtrent nieuwe werken, die voor gemeenschappelijke rekening uitgevoerd moeten worden, zal veeleer in het bijzonder overeenstemming moeten zijn verkregen en zullen de projecten en kostenberekeningen daarvan gemeenschappelijk moeten worden vastgesteld. Eene afwijking van deze is zonder toestemming van de andere partij niet geoorloofd.
Artikel 9. Nach Eingang des im Artikel 4 unter Nr. 3 bezeichneten Protokolls wird baldthunlichst zwischen beiden Regierungen abgerechnet werden.	Artikel 9. Na ontvangst van het in artikel 4 sub 3 bedoelde protokol zal zoo spoedig mogelijk tusschen beide Regeeringen afgerekend worden.
Die Zahlung des danach von der Königlich Niederländischen Regierung zu erstattenden Betrags wird in der Regel in der Zeit vom 1. April bis 30. Juni jedes Jahres erfolgen.	De betaling van het dienovereenkomstig door de Koninklijke Nederlandsche Regeering te vergoeden bedrag zal in den regel in den tijd tusschen 1. April en 30. Juni van ieder jaar volgen.
Artikel 10. Die ständigen Kommissare sind befugt, außer der im Artikel 4 vorgeschriebenen Zusammenkunft so oft Versammlungen abzuhalten, als sie es für die ihnen anvertrauten Interessen wünschenswerth erachten.	Artikel 10. De permanente Commissarissen zijn bevoegd, buiten de in artikel 4 voorgeschreven samenkomst, vergaderingen te houden zoo dikwijls zij het voor de hun toevertrouwde belangen wenschelijk achten.
Artikel 11. Ueber die Verhandlungen der ständigen Kommissare werden Protokolle in deutscher und in holländischer Sprache geführt. Beglaubigte Abschriften dieser Protokolle in beiden Sprachen sind den beiden Regierungen seitens ihrer Kommissare einzureichen.	Artikel 11. Van de handelingen der permanente Commissarissen worden protokollen in Duitsche en Nederlandsche taal opgemaakt. Gewaarmerkte afschriften van deze protokollen in beide talen worden beiden Regeeringen van wege Hare Commissarissen aangeboden.
Artikel 12. Diese Uebereinkunft wird auf unbestimmte Zeit geschlossen.	Artikel 12. Deze overeenkomst wordt voor onbepaalden tijd gesloten.
Sollte einer der vertragschließenden Staaten eine Aenderung oder die Aufhebung der Uebereinkunft wünschen, so kann er dieselbe auf den 1. April jedes Jahres kündigen.	Mocht een der contracteerende Staten eene verandering of de opheffing der overeenkomst wenschen, zoo kan hij hiervan op den 1. April van ieder jaar mededeeling doen.
Zwischen der Kündigung und dem Aufhören des Vertragsverhältnisses soll indeß ein Zeitraum von mindestens einem Jahre liegen.	Tusschen de opzegging en de buitenwerkingstelling der overeenkomst moet intusschen eene tijdruimte liggen van minstens één jaar.
Artikel 13. Das Recht beider vertragschließenden Staaten, in Fällen der Noth, insbesondere eines Krieges oder der Bedrohung mit einem Kriege, die auf ihrem Gebiete befindlichen Leuchtfeuer auszulöschen und die Tonnen und Baken zu entfernen, wird durch diesen Vertrag nicht berührt.	Artikel 13. Het recht van beide contraeteerende Staten om in gevallen van nood, in het bijzonder van een oorlog of het dreigen van een oorlog, de op hun gebied zich bevindende vuren te blusschen en de tonnen en bakens weg te nemen, blijft door deze overeenkomst onaangetast.
Artikel 14. Die Festsetzung des Betrags der Betriebs- und Unterhaltungskosten der oben im Artikel 1 aufgeführten Anlagen für den Zeitraum vom 1. Januar 1895 bis zum letzten März 1897 und die Abrechnung darüber zwischen den beiden Staaten nach dem Grundsatze, welcher im ersten Absatze des Artikels 2 festgestellt ist, sollen noch erfolgen auf Grund der im Eingange dieses Vertrags bezeichneten Uebereinkommen vom 28. Dezember 1884/2. Januar 1885 und 10./16. April 1887. Soweit es zur Erreichung dieser Absicht erforderlich ist, erleiden die in diesem Vertrage getroffenen Bestimmungen eine entsprechende Aenderung.	Artikel 14. De bepaling van het bedrag der kosten voor onderhoud en beheer der boven in artikel 1 genoemde inrichtingen, over het tijdvak van 1. Januari 1895 t./m. ultimo Maart 1897, en de verrekening daarvan tusschen de beide Staten naar den grondslag als in het 11ste gedeelte van artikel 2 vastgesteld, zullen nog geschieden op den voet der vroegere, in het hoofd dezer overeenkomst vermelde verdragen van 28. December 1884/2. Januari 1885 en 10./16. April 1887, met afwijking, voor zoover het voor het effect dezer bijzondere bepaling noodig blijkt, van het overigens in deze overeenkomst vastgestelde.
Artikel 15. Der gegenwärtige Vertrag soll ratifizirt werden und der Austausch der Ratifikations-Urkunden soll sobald als thunlich in Berlin bewirkt werden.	Artikel 15. Deze overeenkomst zal worden bekrachtigd en de uitwisseling der akten van bekrachtiging zal zoo spoedig mogelijk te Berlijn plaats hebben.
Zu Urkund dessen haben die beiderseitigen Bevollmächtigten denselben unterzeichnet und ihre Siegel beigedrückt.	Ter oirkonde waarvan de Gevolmachtigden deze overeenkomst hebben onderteekend en van hunne zegels voorzien.
So geschehen zu Berlin, in doppelter Ausfertigung, den 16. Oktober 1896.	Gedaan, in dubbel te Berlijn, den 16. October 1896.
(L. S.) Freiherr von Marschall.	(L. S.) van Tets van Goudriaan.

__________________

Der vorstehende Vertrag ist ratifizirt worden und die Auswechselung der Ratifikations-Urkunden hat stattgefunden.