Vertrag zwischen Deutschland, den Niederlanden und der Schweiz, betreffend die Regelung der Lachsfischerei im Stromgebiete des Rheins

(Nr. 1670.) Vertrag zwischen Deutschland, den Niederlanden und der Schweiz, betreffend die Regelung der Lachsfischerei im Stromgebiete des Rheins. Vom 30. Juni 1885.

Seine Majestät der Deutsche Kaiser, König von Preußen, mit Zustimmung Seiner Majestät des Königs von Bayern, Seiner Majestät des Königs von Württemberg, Seiner Königlichen Hoheit des Großherzogs von Baden, Seiner Königlichen Hoheit des Großherzogs von Hessen und bei Rhein und Seiner Königlichen Hoheit des Großherzogs von Oldenburg, sowie Seine Majestät der König der Niederlande und der Bundesrath der Schweizerischen Eidgenossenschaft, von dem Wunsche geleitet, zur Hebung des Lachsbestandes die Lachsfischerei im Stromgebiete des Rheins einheitlich zu regeln, haben zur Vereinbarung eines hierüber abzuschließenden Vertrages zu Bevollmächtigten ernannt:	Zijne Majesteit de Duitsche Keizer, Koning van Pruissen, met toestemming van Zijne Majesteit den Koning van Beijeren, Zijne Majesteit den Koning van Wurtemberg, Zijne Koninklijke Hoogheid den Groothertog van Baden, Zijne Koninklijke Hoogheid den Groothertog van Hessen und bei Rhein en Zijne Koninklijke Hoogheid den Groothertog van Oldenburg, evenzeer als Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden en de Bondsraad van het Zwitsersch Eedgenootschap, geleid door den wensch om ter vermeerdering van den zalmstapel de zalmvisscherij in het stroomgebied van den Rijn gelijkelijk te regelen, hebben voor het sluiten van een daartoe strekkend verdrag tot gevolmachtigden benoemd:
Seine Majestät der Deutsche Kaiser, König von Preußen:	Zijne Majesteit de Duitsche Keizer, Koning van Pruissen:
den Herrn Eduard Marcard, Allerhöchstihren Unterstaatssekretär und Wirklichen Geheimen Rath,	Hoogstdeszelfs Onderstaatssecretaris en Werkelijken Geheimraad den Heer Eduard Marcard,
Seine Majestät der König der Niederlande:	Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden:
Jonkheer Dr. Frederik Philippe van der Hoeven, Allerhöchstihren außerordentlichen Gesandten und bevollmächtigten Minister bei Seiner Majestät dem Deutschen Kaiser, König von Preußen,	Jonkheer Mr. Frederik Philippe van der Hoeven, Hoogstdeszelfs Buitengewonen Gezant en Gevolmachtigden Minister bij Zijne Majesteit den Duitschen Keizer, Koning van Pruissen,
den Herrn Dr. Eduard Nicolaas Rahusen, Allerhöchstihren Präsidenten des Staatskollegiums für die Seefischereien	den Heer Mr. Eduard Nicolaas Rahusen, President van het Collegie voor de Zeevisscherijen
und	en
den Herrn Dr. Philip Adriaan Holsboer, Allerhöchstihren Direktor der Domänen im Finanzministerium,	den Heer Mr. Philip Adriaan Holsboer, Administrateur der Domeinen bij het Departement van Financien,
und	en
der Bundesrath der Schweizerischen Eidgenossenschaft:	de Bondsraad van het Zwitsersch Eedgenootschap:
den Herrn Dr. Arnold Roth, Seinen außerordentlichen Gesandten und bevollmächtigten Minister	den Heer Dr. Arnold Roth, Zijnen Buitengewonen Gezant en Gevolmachtigden Minister
und	en
den Herrn Dr. Alfred de Claparède, Legationsrath,	den Heer Dr. Alfred de Claparède, Gezantschapsraad,
welche, nach Mittheilung und gegenseitiger Anerkennung ihrer Vollmachten, über folgende Punkte übereingekommen sind:	die, na mededeeling en wederkeerige erkenning hunner volmachten, zijn overeengekomen als volgt:
Artikel I. Im Rheinstrom vom Fall bei Schaffhausen an abwärts und allen Ausflüssen desselben, durch welche Wasser von dem bei Lobith ungetheilten Rhein in das Meer abfließen kann, soll beim Fischfange weder mittelst ständiger Vorrichtungen (Fischwehr, Fach, Zalmsteek), noch mittelst am Ufer oder im Flußbette befestigter oder verankerter Fischereivorrichtungen (Reusen, Sperrnetze) der Stromlauf auf mehr als auf die Hälfte seiner Breite bei gewöhnlichem niedrigen Wasserstande in der kürzesten geraden Linie von Ufer zu Ufer gemessen, für den Zug der Wanderfische versperrt werden dürfen.	ARTIKEL I. In den Rijn van den val bij Schaffhausen afwaarts en in alle zijne uitmondingen, waardoor water van den bij Lobith onverdeelden Rijn in zee afvloeijen kan, is het verboden bij de vischvangst den stroom over meer dan de helft zijner breedte, bij gewoon laag water over de kortste rechte lijn van oever tot oever gemeten, hetzij door vaststaande inrichtingen (vischweer, schutting, zalmsteek) hetzij door aan den oever of in het stroombed bevestigde of verankerde visscherij inrichtingen (fuiken, spernetten) voor den doortocht, der trekvisschen te versperren.
Diese Vorschrift soll auch auf die Nebenflüsse des Rheins Anwendung finden; jedoch auf diejenigen Strecken der Nebenflüsse, welche Grenzgewässer mit einem an der Uebereinkunft nicht betheiligten Staate bilden, nur soweit, als in dem Nachbarlande ein gleiches Vorgehen beobachtet wird.	Deze bepaling is ook op de zijrivieren van den Rijn toepasselijk, doch op die gedeelten dier zijrivieren, welke de grens uitmaken van eenen staat, die geene partij is bij deze overeenkomst, slechts voorzooverre in het naburige land eene gelijke handelwijze wordt gevolgd.
Die an einzelnen Nebenflüssen bestehenden ständigen Fischereivorrichtungen sollen dieser Vorschrift nicht unterliegen, wenn mit denselben eine auf dieses besondere Fangmittel gerichtete Fischereiberechtigung verbunden ist.	De op sommige zijrivieren bestaande vaste visscherijinrichtingen, waaraan een voor dit bijzondere vischtuig geldend vischrecht verbonden is, zijn aan de bepaling van dit artikel niet onderworpen.
Artikel II. In den im Artikel I (Abs. 1) bezeichneten Strecken des Rheinstroms und in den daselbst (Abs. 2) bezeichneten Nebenflüssen des Rheins, soweit sie den Durchzug der Lachse und Maifische zu den Laichplätzen vermitteln, dürfen Treibnetze beim Fischfange nur angewendet werden, wenn sie zwischen Ober- und Unter-Simm (Ober- und Unter-Leine) nicht über 2,5 m breit sind. Einwandige Netze, welche nur zum Fange von Stör bestimmt und geeignet sind, sollen dieser Beschränkung nicht unterworfen sein.	ARTIKEL II. In de in Artikel I, eerste alinea, aangewezen gedeelten van den Rijn en in de bij alinea 2 aangewezen zijrivieren van den Rijn, voorzooverre deze aan zalm en elft toegang naar de paaiplaatsen verleenen, mogen drijfnetten bij de vischvangst slechts gebruikt worden, wanneer zij tuschen den bovenreep en den onderreep niet meer dan 2,5 meter breed zijn. Netten zonder laddermazen, die slechts voor de steurvangst bestemd en geschikt zijn, zijn niet aan deze beperking onderworpen.
Mehrere Treibnetze dürfen nur in einer Entfernung von einander ausgeworfen werden, welche mindestens das Doppelte der Länge des größten Netzes beträgt.	Drijfnetten mogen slechts op een afstand van elkander worden uitgeworpen, van minstens het dubbele der lengte van het grootste net.
Artikel III. Im Rheinstrom vom Fall bei Schaffhausen an abwärts, in allen Ausflüssen desselben, durch welche Wasser von dem bei Lobith ungetheilten Rhein in das Meer abfließen kann, und in allen Nebenflüssen desselben soll jede Lachsfischerei mit Zegensbetrieb alljährlich auf die Dauer von zwei Monaten verboten sein.	ARTIKEL III. In den Rijn van den val bij Schaffhausen afwaarts, in al zijne uitmondingen, waardoor water van den bij Lobith onverdeelden Rijn in zee kan afvloeijen, en in al zijne zijrivieren, is elke zalmvisscherij met zegens jaarlijks gedurende den tijd van twee maanden verboden.
Die Einstellung dieser Fischereibetriebe soll umfassen:	Dit verbod omvat:
1. auf Königlich niederländischem Gebiete die Zeit vom 16. August bis zum 15. Oktober einschließlich;	1° op Nederlandsch gebied den tijd van 16 Augustus tot en met 15 October;
2. auf der Strecke von der niederländisch-preußischen Grenze an aufwärts die Zeit vom 27. August bis zum 26. Oktober einschließlich.	2° op het gebied boven de Nederlandsen-Pruissische grens den tijd van 27 Augustus tot en met 26 October.
Die Regierungen der betheiligten Uferstaaten werden für ihr Gebiet feststellen, welche Fischereibetriebe dieser Vorschrift zu unterwerfen sind, und dabei Vorsorge treffen, daß nicht unter dem Vorwande der Fischerei auf andere Fischarten thatsächlich Lachsfischerei betrieben wird.	De regeringen van de betrokken oeverstaten zullen ieder voor haar gebied vaststellen, welke visscherijen aan dit voorschrift moeten onderworpen worden en daarbij zorgen, dat niet onder voorgeven van te visschen op andere vischsoorten werkehjk zalmvisscherij wordt uitgeoefend.
Ueber die getroffenen Anordnungen werden sich die Regierungen gegenseitig Mittheilung machen.	De regeringen zullen elkander de gemaakte bepalingen onderling mededeelen.
Artikel IV. Von Basel an abwärts soll im Rheinstrom und in denjenigen Strecken seiner Nebenflüsse, welche den Durchzug der Lachse und Maifische zu den Laichstellen vermitteln, sowie in seinen im Artikel I bezeichneten Ausflüssen die Fischerei auf Lachse und Maifische mit Geräthen jeder Art auf die Dauer von 24 Stunden in jeder Woche von Samstag Abend 6 Uhr bis Sonntag Abend 6 Uhr eingestellt werden.	ARTIKEL IV. Van Basel afwaarts in den Rijn en die gedeelten van zijne zijrivieren, die aan zalm en elft toegang naar de paaiplaatsen verleenen, als mede in zijne in Artikel I genoemde uitmondingen moet de visscherij op zalm en elft met vischtuig van welke soort ook gedurende 24 uren in elke week en dat wel van Zaturdag avond 6 uur tot Zondagavond 6 uur geschorst worden.
Der Königlich niederländischen Regierung bleibt vorbehalten, für die Lachsfischerei mit Reusen (Steekfischerei) im Fluthgebiete den Beginn dieser wöchentlichen Schonzeit auf die erste tiefste Ebbe (laag water) nach Samstag Abend 6 Uhr und die Dauer der Schonzeit auf 2 Tiden festzusetzen.	Het blijft der Koninklijk Nederlandsche Regering voorbehouden voor de zalmvisscherij met fuiken (Steekvisscherij) op het gebied van den vloed, het begin van den wekelijkschen gesloten tijd vast te stellen op het eerste laag water na Zaturdag avond 6 uur en den duur op twee getijden.
Artikel V. In denjenigen Strecken der Nebenflüsse des Rheins, in welchen sich geeignete Laichstellen für den Lachs finden, und im oberen Stromlaufe des Rheins selbst von Mannheim-Ludwigshafen an aufwärts bis zum Fall von Schaffhausen soll die Lachsfischerei während der Dauer von mindestens 6 Wochen innerhalb der Zeit vom 15. Oktober bis 31. Dezember nur mit ausdrücklicher obrigkeitlicher Genehmigung betrieben und diese nur ertheilt werden dürfen, wenn die Benutzung der Fortpflanzungselemente (Rogen und Milch) der gefangenen laichreifen oder der Laichreife nahestehenden Lachse zum Zweck der künstlichen Fischzucht gesichert ist. Unter dieser Voraussetzung darf die Lachsfischerei auch während der wöchentlichen Schonzeit (Art. IV) obrigkeitlich gestattet werden.	ARTIKEL V. In die deelen van de zijrivieren van den Rijn waarin zich geschikte paaiplaatsen voor den zalm bevinden en in den Boven-Rijn zelf van Mannheim (Ludwigshafen) opwaarts tot den waterval van Schaffhausen mag de zalmvisscherij gedurende den tijd van minstens 6 weken, vallende tusschen den 15den October en den 31sten December, slechts met uitdrukkelijke vergunning van de overheid plaats hebben, en deze vergunning slechts gegeven worden, wanneer het gebruik der elementen van voortplanting (kuit en hom) van de gevangen paairijpe of der rijpheid nabijzijnde zalmen voor de kunstmatige vischteelt verzekerd is. Onder deze voorwaarde mag de zalmvisscherij ook gedurende den wekelijkschen gesloten tijd van overheidswege toegestaan worden.
Artikel VI. Die Vorschriften der Artikel I bis V dieser Uebereinkunft finden auf die Mosel von ihrem Austritt aus Elsaß-Lothringen bis Trier und auf alle diejenigen linksseitigen Nebenflüsse der Mosel, welche in ihrem Laufe preußisches und luxemburgisches Gebiet berühren, keine Anwendung.	ARTIKEL VI. De bepalingen van de Artikelen I – V van dit verdrag vinden geene toepassing op de Moezel van het punt af waarop zij Elzas-Lotharingen verlaat tot Trier en op alle linker zijrivieren van de Moezel, die langs Pruissisch en Luxemburgsch gebied loopen.
Der Königlich preußischen Regierung bleibt vorbehalten, die Fischereiverhältnisse dieser Gewässer durch Verständigung mit der Großherzoglich luxemburgischen Regierung im Sinne dieser Uebereinkunft zu regeln.	Het blijft aan de Koninklijk Pruissische Regering voorbehouden om de aangelegenheden der visscherij op deze wateren door overeenkomst met de Groothertogelijke Luxemburgsche Regering in den zin van dit verdrag te regelen.
Artikel VII. Zur Hebung des Lachsbestandes im Rheingebiete soll darauf Bedacht genommen werden, daß	ARTIKEL VII. Tot vermeerdering van den zalmstapel in het Rijngebied zal daarop gelet worden, dat
1. die natürlichen Laichplätze in den Nebenflüssen den aufsteigenden Lachsen wieder möglichst erschlossen und zugänglich gemacht werden;	1° de natuurlijke paaiplaatsen in de zijrivieren voor de opzwemmende zalmen weder zooveel mogelijk geopend en toegankelijk gemaakt worden,
2. die Fortpflanzungselemente (Rogen und Milch) der gefangenen Lachse möglichst zu Zwecken der künstlichen Zucht verwendet werden.	2° de elementen van voortplanting (kuit en hom) van de gevangen zalmen zooveel mogelijk voor de kunstmatige vischteelt worden gebruikt.
Artikel VIII. Die Regierungen der betheiligten Uferstaaten werden für ihr Gebiet ein Mindestmaaß feststellen, unter welchem Lachse weder gefangen, noch in den Verkehr gebracht werden dürfen.	ARTIKEL VIII. De regeringen van de betrokken oeverstaten zullen ieder voor haar gebied een minimum van maat vaststellen, beneden welke zalmen evenmin mogen worden gevangen als in den handel gebracht.
Artikel IX. Die Regierungen der betheiligten Uferstaaten werden die zum Vollzuge dieser Uebereinkunft erforderlichen Vorschriften erlassen und deren Uebertretung mit angemessenen Strafen bedrohen, auch das zur Handhabung dieser Vorschriften erforderliche Aufsichtspersonal bestellen.	ARTIKEL IX. De regeringen van de betrokken oeverstaten zullen de voor de uitvoering van dit verdrag noodige voorschriften uitvaardigen, op de overtreding daarvan gepaste straffen stellen, en het personeel aanstellen dat voor de handhaving dezer bepalingen noodig is.
Durch gegenwärtige Uebereinkunft wird die Befugniß der einzelnen Staaten nicht ausgeschlossen, für ihre Gebiete strengere Bestimmungen zum Schutz der Fische zu treffen.	Door dit verdrag wordt de bevoegdheid van de verschillende Staten niet uitgesloten om voor hun gebied strengere bepalingen ter bescherming van den visch te treffen.
Artikel X. Jede Regierung der betheiligten Uferstaaten wird für ihr Gebiet einen Bevollmächtigten bestellen.	ARTIKEL X. Elke regering der betrokken oeverstaten zal voor haar gebied een gevolmachtigde aanstellen.
Diese Bevollmächtigten werden sich die von ihren Regierungen getroffenen Anordnungen über das Fischereiwesen im Rheingebiete gegenseitig mittheilen und von Zeit zu Zeit zusammenkommen, um über die zur Förderung der Lachsfischerei im Rheingebiete zu ergreifenden Maßregeln zu berathen.	Deze gevolmachtigden zullen elkander de door hunne regeringen getroffene maatregelen betreffende de visscherij in het Rijngebied wederkeerig mededeelen en van tijd tot tijd te zamen komen, om over de te nemen maatregelen ter bevordering der zalmvisscherij in het Rijngebied te beraadslagen.
Artikel XI. Diese Uebereinkunft tritt sofort nach ihrer Ratifikation in Kraft, bleibt von diesem Tage an zehn Jahre lang in Wirksamkeit und, wenn sie nicht zwölf Monate vor diesem Zeitpunkte von einer der vertragschließenden Regierungen gekündigt worden ist, weiter von Jahr zu Jahr bis zum Ablauf eines Jahres von dem Tage an gerechnet, an welchem die eine oder andere der vertragschließenden Regierungen die Kündigung erklärt hat.	ARTIKEL XI. Deze overeenkomst treedt onmiddelijk na hare bekrachtiging in werking, blijft van dien dag af gedurende 10 jaren van kracht, en indien zij niet 12 maanden vóór dit tijdstip door eene der contracteerende regeringen is opgezegd, verder van jaar tot jaar tot na verloop van een jaar van den dag af gerekend waarop eene der contracteerende regeringen de overeenkomst heeft opgezegd.
Artikel XII. Die gegenwärtige Uebereinkunft soll ratifizirt und die Auswechselung der Ratifikationen soll binnen möglichst kurzer Frist in Berlin bewirkt werden.	ARTIKEL XII. Dit verdrag zal bekrachtigd worden en de uitwisseling der akten van bekrachtiging zal zoo spoedig mogelijk te Berlijn plaats hebben.
Zu Urkund dessen haben die Bevollmächtigten die Uebereinkunft unterzeichnet und ihr Siegel beigedrückt.	Ter oorkonde daarvan hebben de gevolmachtigden de overeenkomst onderteekend en van hun zegel voorzien.
So geschehen zu Berlin, am 30. Juni 1885.	Aldus gedaan te Berlijn, den 30sten Junij 1885.
(L. S.) Marcard. (L. S.) A. Roth. (L. S.) Alfred de Claparède.	(L. S.) F. P. van der Hoeven. (L. S.) E. N. Rahusen. (L. S.) Ph. A. Holsboer.

_________________

Das vorstehende Uebereinkommen ist ratifizirt worden und die Auswechselung der Ratifikations-Urkunden hat zu Berlin am 7. Juni 1886 stattgefunden.

______________________

Schlußprotokoll.	Slotprotocol.
_______	_______
Bei der heute stattgehabten Unterzeichnung der Uebereinkunft zwischen dem Deutschen Reich, dem Königreich der Niederlande und der Schweiz über die Regelung der Lachsfischerei im Stromgebiete des Rheins wurde das Einverständniß der Bevollmächtigten sämmtlicher betheiligten Uferstaaten über folgende Punkte konstatirt:	Bij de heden plaats gehad hebbende onderteekening vau de overeenkomst tusschen het Duitsche Rijk, het Koningrijk der Nederlanden en Zwitserland over de regeling van de Zalmvisseherij in het stroomgebied van den Rijn werd de overeenstemming van de gevolmachtigden der gezamenlijke betrokken oeverstaten over de volgende punten geconstateerd.
I. Auf die in den verlassenen Nebenarmen des Rheins betriebenen Fischereien jeglicher Art sollen die Bestimmungen der Uebereinkunft keine Anwendung finden, sofern diese Nebenarme nicht von beiden Seiten mit dem Hauptstrome derartig in Verbindung stehen, daß die Wanderfische jederzeit frei hindurchziehen können.	I. Ten aanzien der visscherijen, van welken aard ook, in de verlaten zijarmen van den Rijn, zullen de bepalingen dezer overeenkomst niet gelden, voorzooverre deze zijarmen niet van beide zijden met den hoofdstroom zóó verbonden zijn, dat de trekvisschen voortdurend vrij door kunnen zwemmen.
II. Den einschränkenden Vorschriften der Artikel II und III der Uebereinkunft sollen diejenigen Zug- und Treibnetzfischereien unterworfen werden, welche vorzugsweise auf den Fang von Lachsen gerichtet sind; insbesondere auch	II. Aan de beperkende bepalingen van de Artikelen II en III dezer overeenkomst zullen die zegen- en drijfnetvisscherijen onderworpen worden, die bij voorkeur de vangst van zalmen ten doel hebben; in het bijzonder ook
a) die mit Treibnetzen – dreiwandigen Netzen – an bestimmten Stellen betriebenen Fischereien;	a)de op bepaalde plaatsen gedreven visscherijen met drijfnetten (netten met laddermazen);
b) die in den Niederlanden mittelst großer Zugnetze – einwandiger Netze – unter Anwendung von Dampf- oder Pferdekraft betriebenen sogenannten „großen Zegensfischereien“;	b)de in de Nederlanden met grootezegens (netten zonder laddermazen) met aanwending van stoom- of paardenkracht gedreven groote zegenvisscherijen;
c) die vornehmlich auf der niederländischen und der preußischen Flußstrecke unter Anwendung von Zugnetzen – einwandigen Netzen – jedoch ohne Anwendung von Dampf- oder Pferdekraft betriebenen sogenannten „Hand-Zegensfischereien“.	c)de voornamelijk op Nederlandsen en Pruissisch grondgebied met zegens (netten zonder laddermazen) doch zonder aanwending van stoom- of paardenkracht gedreven, zoogenaamde hand zegenvisscherijen.
III. Nach Maßgabe des vorletzten Absatzes des Artikels III der Uebereinkunft soll insbesondere dafür Vorsorge getroffen werden, daß während der Herbstschonzeit nicht der Fang von anderen Wanderfischen, namentlich Schnäpeln (Coregonus oxyrynchus) – holländisch Houting – zum Vorwande genommen wird, um thatsächlich Lachsfischerei zu betreiben.	III. Naar aanleiding van het voorlaatste lid van Artikel III van het verdrag zal in het bijzonder daarvoor gezorgd moeten worden, dat gedurende den najaars gesloten tijd de vangst van andere trekvisschen, speciaal die van houting (Coregonus oxyrynchus), niet tot voorwendsel genomen worde om in werkelijkheid de zalmvisscherij uit te oefenen.
IV. Sobald der Beitritt des Großherzogthums Luxemburg zu gegenwärtiger Uebereinkunft erfolgt sein wird, soll der Artikel VI der Uebereinkunft außer Kraft treten.	IV. Zoodra de toetreding van het Groothertogdom Luxemburg tot deze overeenkomst is gevolgd, zal de bepaling van Artikel VI der overeenkomst vervallen.
V. In Ausführung der Bestimmungen im Artikel V und VII der Uebereinkunft werden die Regierungen der betheiligten Uferstaaten sich die Erhaltung und Vermehrung des Lachsbestandes im Rhein unter ausgiebigster Benutzung der künstlichen Fischzucht angelegen sein lassen.	V. Bij de uitvoering der bepalingen van Artikel V en VII der overeenkomst zullen de Regeringen der betrokken oeverstaten zich ten doel stellen het behond en de vermeerdering van den zalmstapel op den Rijn met de ruimste aanwending van de kunstmatige vischteelt.
VI. Vor der Unterzeichnung der Uebereinkunft und des Schlußprotokolls haben die niederländischen Bevollmächtigten ausdrücklich erklärt, daß die Uebereinkunft Seiner Majestät dem Könige der Niederlande zur Ratifikation erst werde vorgelegt werden, nachdem sie von den Generalstaaten genehmigt worden.	VI. Vóór de onderteekening der overeenkomst en van het slotprotocol, hebben de Nederlandsche gevolmachtigden uitdrukkelijk verklaard, dat de overeenkomst eerst dan aan de bekrachtiging van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden zal worden onderworpen, wanneer zij door de Staten-Generaal zal zijn goedgekeurd.
Zu Urkund dessen haben die unterzeichneten Bevollmächtigten das gegenwärtige Protokoll, welches ohne besondere Ratifikation durch die bloße Thatsache des Austausches der Ratifikationen zu der Uebereinkunft, auf die es sich bezieht, als von den betreffenden Regierungen genehmigt und bestätigt gelten soll, aufgenommen und dasselbe mit ihrer Unterschrift versehen.	Ter oorkonde hiervan hebben de ondergeteekende gevolmachtigden dit protocol vastgesteld en van hunne onderteekening voorzien. Het zal zonder uitdrukkelijke bekrachtiging door het enkele feit der uitwisseling van de akten van bekrachtiging der overeenkomstwaarop het betrekking heeft, gelden als door de betrokken Regeringen aangenomen en bekrachtigd.
So geschehen zu Berlin, den 30. Juni 1885.	Aldus gedaan te Berlijn, den 30sten Junij 1885.
(L. S.) Marcard. (L. S.) A. Roth. (L. S.) Alfred de Claparède.	(L. S.) F. P. van der Hoeven. (L. S.) E. N. Rahusen. (L. S.) Ph. A. Holsboer.